Logboek

Elke Brandmeldinstallatie moet een logboek hebben. In dit logboek moeten documenten zitten die volgens de NEN 2535 zijn voorgeschreven en moet de beheerder en onderhouder hun bevindingen en acties vastleggen, zodat de bevoegde autoriteit en een inspectie-instelling kan controleren of het systeem volgens de voorschriften wordt beheerd.
Het logboek moet worden geleverd door het bedrijf dat verantwoordelijk is voor de levering van de Brandmeldcentrale, Dit kan zijn het installatiebedrijf, maar soms ook een branddetectiebedrijf die het installatiebedrijf aanstuurt.
Inhoud
De inhoud van een logboek voor een Brandmeldinstallatie, BMI, is vastgelegd in de NEN 2535. De inhoud voor een logboek voor een Ontruimingsalarminstallatie, OAI, is vastgelegd in de NEN 2575. Deze logboeken worden gecombineerd en moeten bevatten:
- Formulieren waarop de resultaten van beheer en onderhoud wordt vastgelegd.
- Bedieningshandleiding in het Nederlands
- Installatieplattegronden, blokschema’s en functiematrixen
- Programma van Eisen (PvE) BMI
- Programma van Eisen (PvE) OAI
- Berekening van het aantal ongewenste en onechte meldingen
- Rapport van Oplevering (RvOpl) BMI en OAI
- Kopie van het getekende onderhoudscontract volgens NEN 2654
Verder kan het logboek bevatten:
- Instructies beheerder/gebruiker en alarmorganisatie
- rapporten van Oplevering en Onderhoud, RvOpl en RvOnd
- Certificaten van de Installatie en/of verklaringen van comformiteit
- Verslag van proefbranden
- kopie van het onderhoudscontract
Deze laatste zijn niet verplicht in het logboek, maar het is wel verplicht om ze te hebben. Een inspectie- instelling of een handhaver zal deze willen zien.
Formulieren
De NEN 2654-1 (2015) schrijft voor hoe de formulieren er uit moeten zien:
A.1 Logboek
Het logboek mag alleen worden ingevuld door de beheerder, zijn vervanger en het onderhoudsbedrijf. In het eerste formulier worden de basisgegevens vastgelegd:
- Onderhouder, naam en bereikbaarheid
- Branddetectiebedrijf, naam en bereikbaarheid
- Beheerder, naam en bereikbaarheid
- Plaatsvervanger beheerder, naam en bereikbaarheid
- Dagelijkse bediener(s), naam en bereikbaarheid
- Max. aantal toegelaten ongewenste en onechte meldingen
- Datum inbedrijfstelling
- Ontvangststation voor brandmeldingen, naam, code, telefoonnummer
- Ontvangststation voor storingsmeldingen, naam, code, telefoonnummer
- Bevoegd gezag, naam en telefoonnummer
- tijdschema onderhoud
A.2 Chronologisch register:
Hierin legt u alle gebeurtenissen met betrekking tot de BMI/OAI vast, zoals alarmen, storingen, onderhoud, controles, reparaties enz.
| Wie | Wanneer | Waar | Wat | Aantal melders | Waarom |
|---|---|---|---|---|---|
| =naam | =datum+tijd | groepsnr/ detectiezone+ meldernummer | zie codes onder | x aantal | De reden van het alarm en/of storing zo uitvoerig mogelijk omschrijven |
| A | Echte Brandmelding Intern | |
| C | Ongewenste brandmelding intern | |
| E | Onechte brandmeldingen intern | |
| Uit | Uitschakelen systeemdeel |

Download gratis de documenten voor het Chronologisch register, codelijst en brandmeldingen
bevat:
- Codelijst
- Chronologisch register
- formulieren registratie Echte, Onechte en Ongewenste meldingen (+ toelichting)
- Formulier systeembeschikbaarheid BMI OAI en berekening.
A3: Statistieken
Een brandmeldinstallatie mag afhankelijk van de grootte een x-aantal onechte en ongewenste brandmeldingen geven. Deze moeten daarom worden vastgelegd. Indien het aantal wordt omschrijven, voldoet hij niet meer aan de eisen en zullen maatregelen genomen moeten worden om de aantallen terug te brengen.
| Datum | Intern | Extern | omschrijving |
| lokaal | brandweer | wat is er gebeurd, waarom, |
Berekening van de systeembeschikbaarheid.
| Datum | tijd begin | Tijd einde | A: tijd niet beschikbaar | B: aantal melders niet beschikbaar | AxB | Omschrijving |
Bedieningshandleiding in het Nederlands
Deze bedieningshandleiding wordt geleverd door de fabrikant en bestaat uit 2 delen: een uitgebreide handleiding voor de beheerder. Een verkorte handleiding voor het uitlezen en activeren en deactiveren van een alarmmelding.
Installatieplattegrond, functiematrix en blokschema
Op de installatieplattegrond staan de plaatsen van de componenten aangegeven met lus-, zone- en componentnummer zodat bij storingen de exacte locatie terug te vinden is.
Functiematrix geeft aan welke sturingen in welke situaties worden verricht.
Blokschema geeft de opbouw van het systeem aan, op welke wijze zijn alle componenten onderling verbonden.
PvE Bmi en OAI
In het PvE staat omschreven wat de gebruiksfunctie van het pand is en aan welke eisen de BMI en OAI moet voldoen. Een inspecteur zal controleren of de installatie bij oplevering aan deze eis voldoet en later of de installatie er nog steeds aan voldoet.
Berekening max aantal onechte en ongewenste meldingen
Het max aantal onechte en ongewenste meldingen hangt af van de gebruiksfunctie van het pand en het is vastgelegd in het PvE. In het logboek moet de berekening staan hoeveel meldingen dit concreet zijn.
| Risicoklasse | A | B | C | D | E |
| ongewenste meldingen | 0,35 | 0,7 | 1,05 | 1,4 | 2,1 |
| onechte meldingen | 0,15 | 0,3 | 0,45 | 0,6 | 0,9 |
Tijdschema onderhoud

O is het onderhoud door het onderhoudsdbedrijf, dit is ook de maand van de oplevering.
B zijn de taken van de beheerder
